Echte schoonheid zit van binnen. Maar er mooi uit zien doet geen kwaad en bespaart veel ergernis voor de aanschouwers.
Het Autosalon van Brussel is afgelopen. Mijn oproep, om te peilen welke u de lelijkste auto van het salon vond, leverde enkele verrassende reacties op. Iemand vond één van mijn genomineerden, de purperrozepaarse Toyota Aygo, zelfs mooi. Elk zijn smaak, dat is nog maar eens gebleken !
Met mijn nominaties heb ik – toegegeven, het was een beetje “cheeky” – enerzijds de opinies een beetje gestuurd, maar ook een soort consensus aangesproken. Velen waren het ééns over de voertuigen die in de hoogste klasse zouden spelen.
De winnaars van de Oscars in de categorie “Shame the Ugly”
Toyota mag van geluk spreken dat ze de Prius en de Mirai thuisgelaten hadden. Zoniet voerden die twee het klassement aan, zoveel is zeker. Wellicht hadden onze vrienden van Toyota schrik om de twijfelachtige eer op te strijken. Wel beste vrienden, geen nood, ik zal in een volgend artikel nog voldoende woorden wijden aan de styling van jullie 2 eigenzinnige creaturen.
En om de pil helemààl bitter te maken : jullie winnen desondanks toch een podiumprijs ! Met name met jullie andere kunstwerk, de C-HR.
Ik heb lang getwijfeld en wil 2 auto’s ex-aequo belonen met een medaille : de Toyota C-HR en de Honda Civic Type-R
Beiden bekampen ze elkaar om – onder andere – het lelijkste achterwerk te presenteren.


Je kan argumenteren dat de Civic Type R maar één roeping heeft : prestaties, indruk maken door brute kracht en niet door schoonheid. De andere weggebruikers schrik aanjagen. Ik heb bewondering voor de techniek van deze krachtpatser en geef toe dat ik er graag eens mee zou scheuren. Maar moet hij daarom per sé zó lelijk zijn ? Wie koopt dit nu om zich er gewoon mee in het verkeer te begeven ? Op de tribune van een race-circuit zou ik er anders naar kijken dan op de openbare weg. Daar wil ik niet achter dit gedrocht rijden. Ik neem de eerste straat rechts om er niet meer achter te hangen.
De C-HR, Toyota’s kleine SUV-die-geen-SUV-is-maar-wat-is-het-dan-wel, probeert hip en trendy te zijn maar flopt op alle mogelijke vlakken en zeker wat het design betreft. Ongetwijfeld is hij mega betrouwbaar. Maar waarom is hij zo lelijk ? Daarenboven denk ik niet dat kinderen er graag achteraan in vertoeven. De hoge gordellijn wordt nog eens opgetrokken naar achteren toe zodat achterin zittende kinderen helemaal niets zien van de buitenwereld, tenzij zij méér dan twee meter groot zijn. En dat zal dan al zeker niet in Japan zijn.

Naast deze 2 misbaksels werd mijn oog ook pijnlijk getroffen door volgende creaties :




De vermelding van de DS 3 Crossback mag u misschien verbazen. Op z’n geheel vind ik dit geen lelijke auto, echter wat men met de neus heeft aangericht is er vér over.
De vormtaal van DS concentreert zich rond vloeiende lijnen, dat is duidelijk. In het geval van de DS3 heeft men overdreven : in vol frontaanzicht tel ik niet minder dan 9 gekrulde lijnen. Dat is teveel voor het menselijk oog. Het is pure Rococo , iets wat op een auto niet goed staat.
Puistige achterlichten : een afzichtelijke trend !
Vooral op Aziatische auto’s lijkt er een besmettelijke ziekte te zijn uitgebroken. Tal van body’s vertonen dikke etterbuilen ter hoogte van de lichtblokken, vooral achteraan. Afzichtelijke zweren.
Op de C-HR en de RAV-4 van Toyota en zelfs op de Land Cruiser. Nissan Juke. Op bijna alle Japanners en sommige Koreanen puilen de lichtblokken op een afgrijselijke manier uit, buiten de contouren van het koetswerk. Het zijn lichtgevende puisten, parasieten die de toch al niet te gracieuze vormtaal nog méér verprutsen. Abcessen die elke medicus meteen zou verwijderen.
De foto’s hieronder kunnen nog niet bij benadering vatten hoe lelijk deze trend is.


Er zal wel een verklaring zijn : een lichtblok dat buiten het koetswerk zichtbaar is zal in een breder gezichtsveld kunnen gezien worden en dus méér veiligheid bieden. Maar als de Europeanen dit niet doen, dan is het toch geen wetgeving die deze lelijkheid oplegt ?
Trouwens, een uit het koetswerk stekend lichtblok hoeft niet per sé lelijk te zijn. Het beste voorbeeld vinden we bij de helaas veel te vroeg ter ziele gegane Citroën C6 :

Ook hier zijn de lichtblokken twee lichtgevende uitsteeksels, op het eerste zicht een stukje “afterthought”. Maar bekijk het goed, en je zal merken dat de lichten net het design ondersteunen. De lichten zijn een integraal deel van het design van de achterkant, zij ondersteunen de gracieus gebogen vorm van de hele achterkant op harmonieuze wijze. Een meesterwerk, en niet voor niets stond de C6 op de vijfde plaats van Top Gear’s lijst van “sexiest vehicles of all time”.
De winnaars in de categorie “saaiste stand van het Autosalon”
Het Autosalon is altijd een stukje ontdekken, altijd een beetje beleving. Of dat zou het toch moéten zijn. Jammer genoeg nemen vele constructeurs zichzelf àl te serieus en ontbreekt het op hun stand aan fantasie, animo en visuele levendigheid.
Ik ben geen voorstander van het soort animo dat Suzuki verschillende jaren bracht (voor wie het niet kent : pre- #metoo, méér zeg ik niet) maar er werd op zijn minst over gesproken. Renault blonk in vorige edities uit met een opvallende stand met lichtende ballonnen en een welvend oppervlak. Dit jaar iets afgezwakt maar nog steeds is het aangenamer toeven op deze stand dan bij pakweg Mitsubishi.
Er zijn ook merken die door de saaiheid van hun auto’s eigenlijk niets te vertellen hebben. Het valt mij niet moeilijk om een winnaar aan te duiden in de categorie “saaiste stand”. Seat heeft die prijs dik verdiend. Niets te beleven……. Ook Opel blonk niet uit door dynamiek, hoewel ik hier het excuus aanvaard dat dit merk zich nog steeds opnieuw aan het heruitvinden is nà de overname door PSA. Zoniet : saai ! En ook confronterend : rechtover Opel was de stand van Peugeot, met als slogan “un-boring the future”. Inderdaad, méér vernieuwing, mooiere vormgeving, boeiender stand.


Conclusie
Mijn conclusie na mijn bezoekjes aan het Autosalon : constructeurs doen verschrikkelijk veel moeite om een eigen identiteit uit te stralen. Sommigen heb het geluk dat de “heritage” van het merk dat vanzelf uitstraalt. Land Rover, Volvo, Mercedes, Porsche,…. Dat garandeert niet dat hun producten mooi zijn maar er is een herkenbare lijn die universeel geaccepteerd wordt.
Merken die krampachtig werken aan hun vormtaal lopen het grootste risico om een misbaksel neer te zetten. De Koreanen van Kia hebben dit bijvoorbeeld heel goed begrepen : hun auto’s worden getekend door Europese designers. Het resultaat is navenant.
De gustibus et coloribus, het is een deel van de verklaring voor afwijkingen tussen Aziatische en Europese esthetiek. We hebben vooral geheel andere culturen en een andere grafische taal en vormgeving. Ik vertolk dus mijn eigen Europese mening en heb niet de pretentie voor iedereen te spreken.
In een volgende bijdrage zal ik dieper ingaan op de Aziatische stijl – de Ninja style ! Watch this space !