Blog

DEFENDER Heritage

Een scheppingsverhaal met een persoonlijke twist

29 januari 2016

Met gemengde gevoelens gaf ik mijn personeelsbadge terug aan de personeelsverantwoordelijke. Mijn laptop bleef staan in zijn docking station, mijn telefoon werd verlost van zijn SIM kaart want het nummer mocht ik houden. In de dagen en weken voordien had ik stelselmatig mijn kasten leeggemaakt. Het meeste bleef eigendom van de firma, enkel wat stokoude dingetjes met nostalgische waarde nam ik mee. Omdat niemand hier nog iets zou mee doen en ik niet wou dat ze in de container of de versnipperaar zouden belanden. Mijn herinneringen en de vriendschappen die ik in al die jaren opgebouwd had, die kon niemand mij afnemen.

De Managing Director was er niet om mij uit te wuiven. Ik had het ook niet verwacht en zou het zelfs hypocriet gevonden hebben. After all was hij de aanstoker geweest van het meningsverschil dat ons uit elkaar gedreven had.

We schrijven 29 januari 2016. Om meer dan één reden een historische dag. De dag waarop Land Rover definitief de stekker trok uit de productie van de Defender. En, hoe toevallig kan het zijn, ook mijn laatste werkdag voor Jaguar Land Rover Benelux. Ook mijn stekker ging eruit. Met enige verbeelding zoek ik een logische parallel tussen deze twee feiten en kom tot de volgende hypothese : Land Rover durfde of wou geen Defenders meer produceren als ik niet aan boord was. Zonder mijn hulp konden ze het niet aan. Ze hadden er geen vertrouwen in dat het goed zou komen als ik er niet was om alles in goede banen te leiden.

U hebt het al begrepen, enige overdrijving is mij niet vreemd. Niettemin is het waanzinnig dat mijn eigen lot en dat van de Defender zo’n opmerkelijke gelijkenis vertonen. Het orgelpunt, de Omega, de zwanenzang, het adieu, het afscheid, het vaarwel, het nekschot : 29 januari 2016. Voor altijd.

Alfa en Omega

Mijn Land Rover carrière was een dikke 27 jaar eerder begonnen, in augustus 1988. Het gamma bestond toen uit 2 – of met enige goede wil 4 modellen : de Land Rover 90 en 110 en de Range Rover in 2- en 4 deurs uitvoering. Lekker simpel. Hoofdbekommernissen toen : olielekken, het gevecht tussen een Italiaanse scheepsdiesel en een Engelse auto, bimetallische corrosie, en nog meer problemen waar ik als dappere soldaat redelijk onmachtig tegenover stond. Maar er was ook één constante – tot op vandaag : verloren klanten komen altijd terug want niets anders kan een Land Rover vervangen.

Zoveel modeljaren, regeringen en emissieregels verder ziet het automobiele landschap er vandaag compleet anders uit. De Defender is nu een anachronisme uit de tijd dat auto’s nog stonken en lawaai maakten en hij symboliseert de hang naar iconen. Hij zal altijd dat icoon blijven, ook al is hij hopeloos achterhaald qua constructie. En uitstoot. En comfort. En draaicirkel. En zoveel méér.

Maar geef toe, is het geen schatje ? En nog altijd de meest competente “eenvoudige” offroader.

Midden jaren ’90 kocht ik voor een prikje een Land Rover Series One uit 1949 als een restauratie-object. Die aankoop was een verhaal op zich. Pas vele jaren later ontdekte ik dat hij de twaalfde Land Rover was die ooit in België werd verkocht. Dat stemt uiteraard tot enige trots, en dat zal helemaal zo zijn wanneer de auto ooit gerestaureerd is. Voorlopig wacht hij – in duizend stukjes en op zes locaties – hoopvol op betere tijden. 

Toen Land Rover begin 2015 aankondigde dat de Defender definitief zou uitgezwaaid worden met een Heritage Limited Edition, die door zijn kleur en vele details een diepe révérence zou maken naar de allereerste modellen, dan moest ik wel toeslaan. De bezegeling van mijn professioneel lot hing al in de lucht, en dus kon ik mezelf geen beter afscheidscadeau wensen dan een Defender Heritage. Mijn all-time favourite car, in een versie die alles bood waar ik kon van dromen en die door zijn exclusiviteit zijn waarde zou behouden. Een auto om de rest van m’n leven bij te houden. En bovendien de symbolische broer en het perfecte complement voor de Series One. De Alfa en de Omega van de Defender. Beiden in mijn garage. Als de Series One daar op een dag zal staan natuurlijk want dat restauratieproject is nog niet voor overmorgen.

Defender Heritage en Land Rover Series One… hopelijk ooit broederlijk naast elkaar in mijn garage zoals op deze publiciteitsfoto !

Het plan werd tot uitvoering gebracht. Ik bestelde een 90 Heritage in Station Wagen uitvoering omwille van de betere geluidsisolatie. Snel was mijn bestelling officieel : ordernummer 12416056. Geplande bouwdatum : de week van 20 juli 2015.

Big spender of ridder op het witte paard ?

De assemblagekwaliteit van de Defender was altijd al één van mijn professionele stokpaardjes. Ook op dit vlak was het een unieke auto, om het met enige Britse understatement te stellen. Op den duur waren we het gewoon: alle nieuwe Defenders kwamen binnen met talloze cosmetische onvolkomenheden gaande van verffouten tot beschadigingen. Ook al werd het maandelijks gesignaleerd en gerapporteerd, dezelfde fouten kwamen altijd terug. “How very interesting” was het standaard flegmatieke antwoord van de quality guys in de fabriek. Maar geen curatieve actie. 

Tegen alle druk en instructies in vanuit Engeland liet ik vanaf 2005 de nieuwe Defenders voor de Belgische markt omleiden via Zeebrugge. Daar liet ik ze een PDI (pre-delivery inspection)proces doorlopen om de meeste onvolkomenheden eruit te halen. Ook de achterbalk werd zwart geverfd zodat die niet oranje werd na 3 jaar. Ik wou de auto’s niet in hun “af-fabriek” toestand naar de dealers laten gaan, laat staan naar de eindklant. Onze klanten waren iets veeleisender dan de gemiddelde Engelse landbouwer, zij zouden bijvoorbeeld een bekraste laadvloer niet accepteren.

Dat leverde mij een reputatie op bij de productieverantwoordelijken van de Defender lijn. Aanvankelijk een zeer kwalijke reputatie, want ik was de koppige steenezel die de garantiekost voor de Defender in België dramatisch deed ontsporen. Hun trots – en wellicht ook hun bonus – was gekrenkt omdat telkens opnieuw zoveel issues gesignaleerd werden, en dan nog bijna allemaal vanuit België. Daar was iets loos, daar waren verdachte krachten aan het werk….  

Er werd gedreigd en er werden auditeurs en ingenieurs op afgestuurd. Na een dagje te zijn rondgeleid in het PDI center in Zeebrugge – zij werden met hun neus op de feiten gedrukt en ook in een bordje zeevruchten – gaven de Britse bezoekers mij verrassend genoeg allen gelijk. Ook zij vonden dat je een Defender niet in die beschamende toestand aan een klant kon leveren. Maar ondanks hun rapporten en goede bedoelingen bleef alles bij het oude – en dus bleef ik geld spenderen om de Defenders in verkoopbare conditie te brengen.  

Omdat zijn onderdanen er niet in geslaagd waren om mij tot andere gedachten te brengen en mijn mateloze verkwistingen in te tomen, kwam uiteindelijk zelfs de wereldwijde kwaliteitsdirecteur Sergio B. hemzelve mij de levieten lezen. Maar ook zijn perceptie sloeg om. Nu zag hij het zélf : er was werk aan de winkel. En dat was een keerpunt.

In plaats van een koppige verkwister was ik ineens de ridder op het witte paard, de sjamaan van de Defender, die ervoor had gezorgd dat kwaliteitsissues werden aangepakt. De meegereisde ingenieurs kregen een bolwassing waar ik bij stond. De rest van de wereld kon maar beter mijn voorbeeld volgen, aldus Sergio B. Een dikke vette pluim op mijn hoed ! Tegelijk werd de directeur van de Defender productielijn, gewild of ongewild, mijn beste copain. Greg N. werd een professionele pennevriend.

Zo’n goede relaties mogen al eens aangesproken worden als er een aangename aanleiding voor is. Met de bestelling van mijn eigen troetelvehikel in de pijplijn was het een no-brainer : Greg, mag ik de Defender productielijn komen bezoeken in de week van 20 juli 2015 ? Sure, by all means. En ik zal je verwittigen welke dag jouw auto precies zal gebouwd worden, dan kan je de productie zelf meemaken. Wow. Dat noem ik nu eens een voorrecht.

Hypoïde tandwielen

Het productieschema liep voor een keer geen vertragingen op, dus werd de geplande datum gebetonneerd in mijn agenda. Ik zou de fabriek gaan bezoeken op de dag dat mijn Defender zou geboren worden.

Enkele weken voordien sprak ik toevallig af met Sarah, mijn vroegere assistente. Haar vertrek bij Jaguar Land Rover was niet van harte geweest. Als Limburgse kon zij het woon-werkverkeer naar de nieuwe locatie van het kantoor, Sint-Agatha-Berchem, niet meer aan. Een logische beslissing maar wel jammer. Sarah en ik waren een geoliede machine, een team dat geen woorden nodig had om te weten wat de ander wou. Sporadisch komt het voor : twee collega’s die zelfs geblinddoekt nog efficiënt zouden kunnen samenwerken. Sarah en Patrick, dat was zoiets. Zonder bijbedoelingen of toestanden uit stationsromannetjes. Niks van dat. Gewoon als twee hypoïde tandwielen op elkaar ingespeeld en uiteindelijk goede vrienden gebleven, ook na het spijtige afscheid.

Sarah’s carrière bij Jaguar Land Rover was in vele opzichten onvoltooid gebleven. Eén van haar grootste frustraties was dat ze nooit de fabriek had kunnen bezoeken. Toen ik haar van mijn plannen vertelde om de productie van mijn eigen Defender te gaan bijwonen zag ik een spontane jaloerse twinkeling die ze krampachtig probeerde te verbergen achter haar legendarisch enthousiasme. Maar euh, Sarah, waarom zou je niet mee gaan? WTF ? Meen je dat ? En mag mijn dochter Manou mee ?

Wij dus in stijl naar de Midlands. Op 23 juli 2015 was de geboorte uitgerekend, en zo geschiedde.

Scheppingsverhaal in de Solihull South works

In al die jaren heb ik honderden auto’s van diverse merken zien geproduceerd worden. Het meest artisanale en tot de verbeelding sprekende was het productieproces bij Morgan, in Malvern. Industriële archeologie, totaal voorbijgestreefd maar je kijkt met open mond naar de ambachtelijke skills. Op vrijdagmiddag worden alle auto’s door de “pushers” naar de volgende afdeling gerold. De klant wordt er nauw bij betrokken en kan bijna zijn eigen auto mee helpen ineen vijzen. Want zó archaïsch is het inderdaad.

De Defender productiemethode kwam dicht in de buurt en was wellicht het meest artisanale van alle processen bij de volumeproducenten. Een prehistorisch overblijfsel met een grote menselijke inbreng. Precies dat aspect gaf mij de kans om de onderdelen te betasten vooraleer ze in de auto gingen, om wat bouten en moeren aan te reiken, om een praatje te slaan met de werknemer die het dashboard monteerde, om mee te kijken dat de motor netjes op het chassis landde zonder een draadboom te klemmen. Van mijn eigen auto notabene, het heeft iets onwezenlijks. Ik zag hem beetje bij beetje geboren worden. Het was een gedenkwaardige wandeling van amper 500 meter langsheen een prozaïsche versie van het scheppingsverhaal.

Het moment suprême arriveerde om tien over één : het doorknippen van de navelstreng. Soms krijgt een moedige papa, als hij nog niet in zwijm gevallen is, in de verloskamer de schaar aangereikt door de vroedvrouw. Een symbolische daad. Ook ik kreeg die kans met mijn Defender. De allereerste opstart.

Op het einde van zijn “journey through production”  – wat klinkt dat toch mooi in het Engels – stond hij daar. Nog ingepakt in zijn beschermende pampers. Levenloos en onwetend wat hem te wachten stond. De metalen transportband rolde stilletjes voort maar was bijna aan het einde. En daar, als de metalen band in de grond verdween, zou hij op eigen kracht de stap moeten zetten naar de betonnen werkvloer.

Het was een plechtig moment. Ik heb ontelbare keren een Defender opgestart. Deze keer was speciaal. Een vriendelijke kerel met een zwaar Birminghams accent gaf mij de consignes. Neutraal, contact op gedurende tien seconden en dan starten. Het zal zowat drie seconden duren vooraleer hij aanspringt, zei hij. Inderdaad. Er kwam leven in. Zonder morren, zonder gehuil, zonder uitstoot van sappen. Hij leeft !

Nog snel de werking van alle vitale organen getest en de eerste meters mochten gereden worden. Welkom op het beton, Defender. Welkom in mijn collectie. Ik laat je nooit meer gaan. Sarah en Manou waren mijn getuigen bij die plechtige belofte.

Uiteraard moest ik hem wél laten gaan want er direct mee naar huis rijden, dat kon niet. Never mind, ik had de eerste steen gelegd van onze relatie. Bij de geboorte van een baby zijn de eerste momenten uiterst belangrijk. De affectie die je onbewust opbouwt in de eerste minuten, uren, dagen en weken is een buffervat waaruit je later gaat putten als het eens wat tegen zit. Een puber werkt op de zenuwen maar krijgt toch altijd krediet. Het is je kind, je put uit die initiële reserve aan affectie die alles weer goed maakt. Met mijn Defender net zo. Je weet vooraf dat hij je wel eens zal teleurstellen, dus het was geen slecht idee om bij het prille begin een affectieve band op te bouwen. Een beetje preventief eigenlijk….

Life with a Defender

We zijn nu 3 jaar verder. Heeft hij mij teleurgesteld ? Een minuscuul klein beetje maar. Een kapotte ruitenwissermotor, wat speling op de transmissie, en ook….. olielekken. Tiens tiens, was dat 30 jaar geleden ook niet het geval? De geschiedenis herhaalt zich….  Of het is een karakteristiek die in het DNA van de Defender gebakken zit. Maar voor een echte liefhebber lekt een Defender geen olie. Hij markeert zijn terrein. 

Die kleine teleurstellinkjes verdwijnen in het niets naast het onnoemelijke plezier die mijn Heritage mij tot nog toe bezorgd heeft. Elke kilometer. De gezelligste auto ter wereld om tijd in te spenderen. Op weg naar de Provence, in het zand van Marquenterre, rond de kerktoren, het is mijn thuis. Ik beken dat ik er soms zomaar in ga zitten in de garage – één van mijn kleine guilty pleasures. Gewoon genieten.

Ik zou hem onmogelijk kunnen inruilen. Intussen is hij omgedoopt tot de “Lilywagon” – u raadt het al, mijn kleindochter is er wild van. Dertig maanden oud en ze wordt al enthousiast als ze het Land Rover logo ziet in de krant. Auto opa. Haar favoriete taxi van en naar crèche en school. Ze is lang niet het enige kind dat in vervoering raakt door de Defender. Er zijn er miljoenen geweest en er zullen er nog velen volgen.

Maar niemand zal ooit nog het voorrecht krijgen wat mij te beurt is gevallen : jarenlang dromen van een Defender, hem dan kunnen kopen in de uitvoering van je dromen en uiteindelijk zelf als een vroedvrouw de geboorte begeleiden. Het was een uniek privilege. I’m a lucky guy.

#defender #defenderheritage #solihull #landrover #lilywagon #seriesone #carassembly

DE SOUNDTRACK VAN DE CLASSIC CAR

Opiniestuk over een voorstel tot ombouw van klassieke auto’s naar een elektrische aandrijving

The wall of sound

We waren onderweg van het Lago d’Orta naar Alba. Jean-Pierre en ik reden samen, hij voorop met de Ferrari Dino 246 en ik met de Fiat Dino coupé. Tijd hadden we genoeg, dus waren snelwegen uit den boze. We ondervonden dat Italiaanse B-wegen niet bepaald uitnodigend zijn om er met een machine van rijpere leeftijd over te scheuren. Het wegdek is allesbehalve egaal en bij het binnenrijden van ieder dorp staat er wel een autovelox – grappige naam voor een flitspaal trouwens. Wie bedenkt eens een leuke naam voor de Belgische variant ? Niks tegen de snelheidsbeperking en vooral in de dorpen, veiligheid vóór alles. Desondanks gaven Jean-Pierre en ik onze bolides flink de sporen, zodra de omstandigheden het toelieten.  

Maar waaróm gaven wij hen de sporen ? Kijk, dat is nu één van de vragen die je niet mag stellen. Ik kan er niet op antwoorden. Boys and toys zeker. Of toch… er is een verklaring voor.

Op onze tocht reden we dus van dorp naar dorp. Soms bestond het dorp uit één lange, saaie, onbetekenende straat. Een andere keer werden we op de ringlaan rond een klein stadje gestuurd. Nog een andere keer konden we dwars door het centrum rijden en genieten van de gezellige oude splendeur van een mooie Italiaanse nederzetting. Kleine kasseitjes, een stemmig plein met uiteraard de chiesa als dominante landmark, en vooral aan beide kanten van de straat hoge stijlvolle palazzo’s.

Daar gebeurde het. In een nauwe straat, tussen de hoge gevels van de palazzo’s, drukte Jean-Pierre ineens het gaspedaal in. Door de open ramen van mijn coupé kwam een prachtige symfonie binnengerold. De magistrale klank van de Dino-motor, crescendo naar een allegro con spirito, roffelend tegen de gevels van de statige gebouwen. Een muzikale erlebnis zonder weerga, een kortstondige vervoering, een instant esthetisch genot. Indien u bij het lezen van deze beschrijving virtueel met de wijsvinger tegen uw slaap zit te tikken, lees dan toch even verder want wellicht spruit uw onbegrip voort uit het feit dat u dit nog nooit meegemaakt hebt. De ervaring is écht – geloof me. Je wordt er enthousiast van.

Ik kon het niet laten en volgde Jean-Pierre in de accelerando. Ook mijn Dino schraapte zijn keel en begon te zingen als een Italiaanse tenor. De symfonie explodeerde tot een prestissimo su tutte le corde. Twaalf cilinders zongen een tweestemmige cantate.

Telkens wij ergens door een tunnel of tussen hoge muren reden herhaalden wij ons concerto. En telkens was het puur genieten. Twee zescilinders, in een synchrone acceleratie, een tweestemmige partituur.

Vindt u mijn vergelijking met de muziek overdreven ? Ik ervaar het als puur auditief genot. De éne wordt in vervoering gebracht door Wagner, de ander door Satie, voor petrolheads zoals wij brengt deze door nobele motoren geproduceerde muziek evenzeer een esthetische ervaring teweeg. Terwijl ik van Satie ook best kan genieten, het is geen concurrentie.

Het oor wil ook wat

Over de soundtrack van een motor kan ik uren doorgaan. Waarom ik een zescilinder mooier vind klinken dan een V8. Of de sublieme balans die uitgaat van een V12. Of hoe een viercilinder altijd een beetje ordinair klinkt, hoezeer je ook je best doet om het geluid te verdoezelen.

Eén ding is zeker : bij elk type auto hoort een specifiek geluid. Dat geldt vooral voor klassieke auto’s. De zescilinder boxer van de Porsche is, ook al ben ik er zelf geen fan van, herkenbaar uit de duizend. Evengoed is de Fiat 500 begenadigd met een o zo typisch en sympathiek motorgeluid. De pruttelende tweecilinder zal de Cinquecento nooit doen accelereren als een Falcon-9 maar de sympathie voor de auto projecteert zich naadloos op het motorgeluid.

Je kan ze zó opsommen, de auto’s die door hun nobele geluid direct herkenbaar zijn en precies daardoor ook klasse uitstralen. De Jaguar E-type in 6- of 12-cilinderuitvoering, vele Ferrari’s en Aston Martins, de Dino, Porsche, Austin Healey 3000, enzovoort. De soundtrack van de motor bepaalt een groot stuk van de identiteit van de auto. De Alfa Romeo Busso V6 bijvoorbeeld : een Alfa GTV wordt een heel andere auto met de Busso motor. Zelfs sommige eenvoudige viercilinders zoals de Fiat Lampredi Twin Cam haal je er zó uit. Een eerder ordinaire auto die op één of andere manier toch een stukje klasse meekrijgt.  

Het gaat ‘m niet om de decibels maar om de klank. Het bereik van laag tot hoog. Het timbre. Sommige auto’s hebben het, andere niet. Zij die het niét hebben proberen soms hardnekkig om toch te wedijveren met de begenadigde modellen die het wél hebben, en dan wordt het meestal lachwekkend of platvloers.

Beeld je eens in wat er zou gebeuren als een Porsche 911 zou voorbijkomen met het motorgeluid van een VW Polo. Je zou meteen ervaren dat er iets mis is. Het plaatje klopt niet. En is het dan enkel omdat we het zó gewoon zijn ? Misschien voor een deel wél, maar het vernietigt op slag de klasse die je altijd aan de Porsche hebt toebedeeld. Ook voor de moderne auto’s trouwens. Er zijn geruchten dat Porsche voor de 718 Boxster en Cayman, die in 2016 twee cilinders verloren ten opzichte van hun voorgangers, toch weer een zescilinder ontwikkelt. Die zou weliswaar enkel voor het topmodel voorbehouden zijn. Zou dit ingegeven zijn door de kritieken in de pers ? Het is wat vernederend als journalisten de auto op vele gebieden bejubelen om hem dan met één opmerking de grond in te boren: hij klinkt als een ordinaire Subaru met z’n viercilinder boxer.…..

Soundscaping

Constructeurs kennen dit fenomeen maar al te goed. Toen BMW enkele jaren terug zijn downsizing programma’s begon door te voeren, werd op een gegeven moment de 328 coupé gepresenteerd met een nieuwe motor. Een viercilinder in plaats van een zes-in-lijn. Maar onze Bayerische freunde hadden schrik voor de reactie van de trouwe klanten. Het motorgeluid van de zes-in-lijn was onlosmakelijk verbonden met het imago van de 3-reeks coupé en de potentiële klanten voor de nieuwe versie waren grotendeels bestaande klanten. Wat zouden zij vinden van het nieuwe motorgeluid ?

Tijdens voorafgaande clinics werd dit uitgetest. Het antwoord kwam snel – en het was vernietigend. Na het nodige gekrab in de Beierse haardossen werd een ingenieuze oplossing uitgedokterd. Doorheen de luidsprekers van de auto zou een simulatie van het geluid van een zescilinder “uitgezonden” worden, synchroon met het motortoerental van de viercilinder. Zodat de klant binnenin zou horen wat hij eigenlijk wóu horen: een zescilinder. Een Fake Engine Roar.

Het doet me denken aan mijn kindertijd, toen we op onze fietsjes een aantal speelkaarten op het spatbord vastmaakten met wasknijpers. Die lieten we kletteren tegen de spaken en dat gaf het geluid van een motorfiets. Dat vonden we toch. Onze fiets ging precies ineens heel wat sneller.

Vindt u de oplossing van BMW vreemd ? Het is gemeengoed geworden. Volkswagen noemt het de Soundaktor. Ook Porsche doet het via de luidsprekers, op…. de 718. Om het Subaru-gevoel ietwat te verminderen.

Er zijn ook andere truken van de foor. Jaguar heeft op zijn sportwagens een zogenaamde sound tube voorzien, die het passagierscompartiment in verbinding stelt met de inlaatcollector. Via een membraan worden de aanzuiggeluiden gefilterd en gecontroleerd weergegeven in de cabine. Je moet als chauffeur de motor horen werken, dat hoort erbij.

En dan hebben we het nog niet over de gestuurde kleppen in het uitlaatsysteem die met een druk op de knop zorgen voor een andere toon. Soms krijg je daarmee een fantastisch sportief geluid te horen zonder dat het platvloers wordt, zoals op de Jaguar F-TYPE. De “throttle blip” bij het terugschakelen is pure fun. Bij andere auto’s is het vaak een potsierlijk decibelkanon en roept de would-be racepiloot amechtig en luidkeels in het rond : “Kijk naar mij ! Kijk naar mij !”. De Mercedes AMG 45 is daarvan een typisch voorbeeld, sorry voor de amateurs van dit vehikel. Bij de Fiat 124 Spider is er een tweespalt tussen de twee versies : in standaard trim een leuke auto, in Abarth-uitvoering een aandachttrekker door de Record Monza uitlaat. 

De soundtrack van een motor, het is een verhaal op zich. Hoe sportiever de auto en hoe méér de auto een klassieke status heeft, hoe belangrijker dat motorgeluid is. Stel je nu eens voor dat je van dag op dag doof wordt– ik wens het niemand toe – zou je dan niet een deel van de ervaring missen als je in een klassieke sportwagen rijdt ? Of als je een mooie klassieke auto ziet passeren ? Het plaatje zou toch niet compleet zijn ?

Electrische stilte

Met de vergroening van het wagenpark en de beperking van de uitstoot, een noodzakelijk streven waar ik me volledig achter schaar, durft de politieke wereld zich nogal eens te vergalopperen. En dat is vriendelijk uitgedrukt.

Diesels zijn ineens veel vuiler dan vroeger en moeten gemeden worden als de pest. In Duitse steden gaat de dieselbashing zeer binnenkort nog verder: enkel Euro 6 diesels zullen nog binnen mogen. Denkt men nu écht dat al die pre-Euro 6 vehikels meteen zullen verschroot worden ? Bijlange niet, die gaan naar Oost-Europa en Afrika en gaan daar lustig verder tuffen. Als de wind uit het oosten komt dan krijgt Berlijn een pakketje verbannen uitlaatgassen terug. Het grootste slachtoffer is de modale eigenaar die de waarde van zijn huidige auto totaal onverwacht ziet smelten als sneeuw voor de zon en daar bovenop op kosten gejaagd wordt.

Elektrische auto’s zijn ineens het heiligmakend middel – en waag het niet om te beginnen over de productie en vernietiging van batterijen of over de Duitse bruinkoolcentrales die nog harder gaan draaien om de stroom te leveren. Of je de vraag te stellen hoe mensen in een straat met rijhuizen hun auto gaan opladen.

Enfin, ik wil geen politiek standpunt innemen in deze discussie maar er worden veel ongenuanceerde en ongefundeerde meningen gespuid en jammer genoeg zetten politici die opinies té snel om in dwingende maatregelen. Het kiespubliek hoeft niet correct geïnformeerd te zijn, als je ze maar aan jouw kant houdt. Het lijkt me niet verstandig hoe het er nu aan toe gaat.

Even terug naar het motorgeluid. Dat elektrische auto’s geen geluid maken is een discussiepunt geworden. Vele jaren geleden werd de zoon van een kennis op z’n fiets omvergereden door één van de allereerste elektrische auto’s. Hij overleefde het niet. Blijkbaar was hij, in de overtuiging dat er geen verkeer achter hem was omdat hij niets hoorde, ineens naar links uitgeweken om een straat in te slaan.

Zonder het debat te willen aangaan over fietsers die door hun oortjes ook afgesneden zijn van de omgevingsgeluiden van het verkeer, is het duidelijk dat elektrische auto’s best één of ander geluid zouden produceren om hun komst aan te kondigen. Die soundscaping was dan toch nog zo gek niet……maar het zou aan de buitenkant moeten gebeuren. Vanaf 2019 zal het in de US verplicht worden om onder de 30 km/u “een lawaai” te produceren. Enkele elektrische voertuigen hebben nu al een sound generator – de Acoustic Vehicle Alert System op de Jaguar I-PACE bijvoorbeeld.

Het laat zich raden dat men dat geluid héél serieus zal opvatten en dat het bijgevolg redelijk saai zal worden – een versterkte zoemtoon bijvoorbeeld. Ik doe een oproep aan de constructeurs om wat humor te gebruiken. Waarom geen vogeltjes laten fluiten, of een goed nummer van de Beatles afspelen door een externe luidspreker ? Ik zie het al voor me. Een Renault Twizzy met de tune van Comedy Capers. Een Tesla S met de vijfde van Beethoven. En een kakafonie in de stad omdat elk zijn eigen favoriete tune speelt. Misschien moeten we een Facebook-groep oprichten om grappige geluiden te linken aan elektrische auto’s. Of waarom zouden we elektrische auto’s niet het geluid van een flinke twaalfcilinder laten produceren, zou dat geen goed idee zijn ? Auditief genot koppelen aan een wettelijke verplichting ?

De Greentimer – al dan niet gedwongen…..

Het is evident dat oudere auto’s méér uitstoot produceren, en klassieke auto’s in de overtreffende trap. Als de emissieregels van de stedelijke zones in de toekomst zouden veralgemeend worden naar secundaire wegen en snelwegen, zoals tussen Essen en Düsseldorf,  dan mag binnenkort geen enkele oldtimer nog de weg op – tenzij wellicht tegen betaling van een monsterboete van  honderden euro’s per dag.

Recent heeft iemand een enquête gelanceerd om te onderzoeken of het wenselijk zou zijn om oldtimers al dan niet gedwongen te gaan ombouwen naar elektrische aandrijving. Een Greentimer, u leest het goed. Technisch is het perfect mogelijk en wordt het al sporadisch gedaan : het retrofitten van een elektrische unit is al gebeurd in een Jaguar E-TYPE, in de oude Citroën Mehari, in de Mini Moke, in een Fiat 600, enzovoort.

U mag ervan vinden wat u wil. Voor mij is een gedwongen elektrificering complete onzin. Waarom houden we van klassieke auto’s ? Waarom koesteren wij hen als ons erfgoed ? Omdat zij iets betekend hebben voor iemand persoonlijk of omwille van de indrukwekkende esthetiek, het geluid of de engineering. Een klassieke auto heeft een erfgoedwaarde en daar moet je niet mee sollen. Met het overige erfgoed mag je ook niet eender wat aanvangen. In een beschermd gebouw mag je amper dubbel glas monteren.

Er zijn twee erfgoed-aspecten die van buitengewoon belang zijn bij een oldtimer, en die alles met de originele motor te maken hebben.

Het eerste is het motorgeluid. Hierboven is al uitvoerig beschreven waarom dit zo belangrijk is. Zelfs al is een auto van een oogverblindende schoonheid, dan nog is hij niet compleet als het bijpassende motorgeluid wegvalt. Mijn esthetisch genot bij het aanschouwen van een stilstaande Ferrari Dino is immens, wat een pracht van een lijnenspel, wat een schitterend ontwerp van Brovarone en Fioravanti. 

Maar als hij rijdt dan wil ik de Dino motor horen, om het even welk ander geluid zou potsierlijk zijn. Zelfs de Fiat 500 moet je wat mij betreft niet ontdoen van zijn schattige gepruttel.

Ik kan mij wél verzoenen met een ombouw naar elektrische aandrijving wanneer het auto’s betreft waarvan er miljoenen gemaakt zijn en waarvan de motor totaal géén inspirerende of typische sound had. Een Golf Mk1 bijvoorbeeld. Alhoewel je een Mk1 Golf GTI dan weer niét moet elektrificeren. Daarin speelt de injectiemotor wél een hoofdrol. Snap je het verschil ? Het is geen toeval dat de gewone Mk1 géén verzamelobject is en de GTI wél. 

Het tweede aspect is minstens even belangrijk : de engineering. Toegegeven, hier spreekt een techneut. Maar ik ben niet alleen. Je hoeft géén “greasy monkey” of ingenieur te zijn om in bewondering te kunnen staan voor een goed ontworpen machine. Bekijk een Bugatti acht-in-lijn uit de jaren 20 en je mond valt open van verbazing. Wat een inventiviteit! Wat een schitterende afwerking! Dit is de ultieme belichaming van erfgoed. Maar evengoed een twin cam Alfa Romeo viercilinder, of een Lamborghini 12-pitter of een Jaguar XK motor,……. Bewonder de architectuur van de motoren en het denkwerk achter de systemen, de vele verrassende technische details, het streven van de soms verdwenen constructeurs om hun motoren tot een pronkstuk te maken. Het Museo Nazionale dell’ Automobile in Turijn exposeert een race-motor van Delage uit 1925. Een half uur heb ik erboven, naast, onder en rond gedraaid. Pure verwondering. Pure schoonheid.

Het volstaat niet om van elk type motor er één in een museum te zetten om hen op die manier te bewaren voor het nageslacht. Ze moeten blijven draaien en gebruikt worden. Het is ook een kunst om die machinerie in goede conditie te houden en te herstellen. De mannen die erin slagen om complexe motoren tot maximale efficiëntie af te stellen zijn kunstenaars en verdienen ons diepste respect.

Maar wat dan wél ?

Ik ben dus in mijn pen gekropen omdat ik een gedwongen elektrificering van oldtimers een ongelooflijk slecht voorstel vind. Hoe kan je nu zélf gepassioneerd zijn door klassieke auto’s en dan zo’n idee de lucht inschieten ? Dan heb je totaal niet begrepen wat mensen boeit in hun oldtimer.

Ben ik daarom een conservatieve en fanatieke emissieproducent ? Integendeel. Ik ben het volledig eens met de analyse dat de uitstoot naar beneden moet. Maar de resultaten van de metingen na één jaar Antwerpse LEZ waren overduidelijk : enkel de oudere auto’s weren uit het stadscentrum zal geen sikkepit helpen als de stad omgeven is door andere bronnen van uitstoot.

Pak dus prioritair ook de scheepvaart aan, én de luchtvaart, én de wijze van elektriciteitsproductie, én de distributietoename door de “white vans” als gevolg van e-commerce, én het lange-afstands vrachtvervoer, en zoveel meer. Stuk voor stuk werkgebieden waar een oneindig grotere winst te rapen valt dan bij de zeldzame burger die graag op zondag een ritje maakt met zijn geliefd vehikel. Als het goed weer is.

foto : Fiat Club Belgio

Inderdaad, als het goed weer is. Dat zijn dus niet veel zondagen op een jaar. Dat brengt mij tot een voorstel waarachter ik mij wél kan scharen.

Nul uitstoot, het is een nobele doelstelling maar laat toch enige ruimte voor het behoud van de prachtige motorgeluiden en de inspirerende techniek. Als de nul-uitstoot geen optie is, dan vallen we terug op het universele principe : de vervuiler betaalt.

Wij zijn er ons van bewust dat wij vervuilen – hoewel slechts in zeer kleine mate. De uitstoot van de paar duizend oldtimers die heel sporadisch eens de weg op gaan zal de luchtkwaliteit niet dramatisch aantasten. Hoeveel kilometers rijden wij met onze oldtimers ? Voor mezelf sprekend : gemiddeld 1.500 per jaar. Van alle ingeschreven oldtimers blijft zeker 40% het hele jaar op stal. Ofwel zijn het investeringsobjecten, ofwel heeft de eigenaar er geen tijd voor gehad – misschien omdat hij meerdere oldtimers heeft en niet met twee auto’s tegelijk kan rijden. Soit, het gemiddelde kilometeraantal is zeer laag.

Laat ons daarom betalen in verhouding tot onze vervuiling. Ik ben bereid om in totaliteit iets méér te betalen dan vandaag tot een redelijke grens – maar dan wil ik ook overal kunnen rijden. Ik pleit voor een billijke vergoeding, per gereden kilometer in het binnenland. En zorg ervoor dat je op een intelligente, moderne manier toeziet op de toepassing.

Vanzelfsprekend houdt een kilometerheffing een risico in door eventuele fraude bij de registratie van de gereden kilometers. Wel, ik ben bereid om een voertuigvolgsysteem in te bouwen dat alle ritten registreert en automatisch een maandrapportje produceert over de gereden kilometers. Mijn tracés en het detail van mijn ritten hoeven niet doorgegeven worden, daar heeft de administratie geen zaken mee en dat kan ik afblokken.
Het systeem bestaat en is niet duur. Daarmee heb ik meteen ook een tracking systeem bij wijze van diefstalbeveiliging. Die kleine investering zal voor het gros van de oldtimer-bezitters niet onoverkomelijk zijn.

Haal ook de oneigenlijke oldtimers uit het verkeer – auto’s die omwille van de lage taks als dagelijks vervoermiddel gebruikt worden, ook al is het wettelijk niet toegelaten. Door de grens op te trekken naar 30 jaar is dat risico al gedaald maar er is nog marge tot verbetering. Een rittenregistratie kan ook op dit vlak uitkomst bieden. Iemand die ‘m dagelijks gebruikt is meestal geen oldtimerliefhebber maar een opportunist en die zal door de kilometerheffing zwaarder belast worden dan de liefhebber.  

Iemand spaakwielen in de aanbieding ?

Aan de bedenker van de denkpiste tot gedwongen elektrificering doe ik een oproep om even met enkele eigenaars en liefhebbers te gaan praten en hen te vragen wat hen precies boeit in hun klassieke auto. De gemene deler zal snel duidelijk worden : alleen al de soundtrack is voor velen een bron van genot, een inspirerende factor. Laat ons asjeblieft geen maatregelen opleggen die de integriteit van ons erfgoed naar de sjokkedijzen helpt. Mogen we er nog plezier aan beleven ?

Ik heb respect voor vegetariërs maar ik zal het niet worden. En verplicht er mij liefst niet toe want dat zou averechts werken. Wil jij uit vrije wil je oldtimer ombouwen tot een rijdende koffiemolen ? Doe gerust maar zorg dat je geen erfgoed verkracht. Doe je het toch dan zegt het veel over je goede smaak. Mijn keuze is om het niét te doen.

Een elektrische aandrijving voor mijn Fiat Dino, brrr…. Ik mag er niet aan denken. Mocht ik er ooit toe gedwongen worden dan rust ik hem uit met spaakwielen en ga ik weer speelkaarten tegen de spaken laten kletteren om het motorgeluid na te bootsen. Iemand spaakwielen in de aanbieding ?

Cars and inspiration

Welkom op de blogpagina van Lightning Jack. 

U zal hier op geregelde tijdstippen nieuwe artikels kunnen vinden, waarvan de inhoud steeds te maken zal hebben met de automobiel. 

Mijn eigen verzameling, inspirerende auto’s, avonturen, maar ook verwezenlijkingen en sterke verhalen. Verwacht géén korte artikeltjes. Ik vind het belangrijk om een verzorgde tekst te schrijven die vlot leest, en die tevens een afgewerkt verhaal vertelt. En daar heb je méér dan enkele regeltjes voor nodig. 

Samengevat : geïnspireerde verhalen over de fijne wereld van de automobiel. Veel plezier !